De stappen zijn gezet, het didactisch niveau van de leerling is in kaart gebracht en iedereen is het erover eens dat er wat moet gaan gebeuren. Wat kun je doen?

Een groep overslaan.
De voorsprong van de (hoog)begaafde leerling is dermate groot dat er in de huidige groep niets meer te leren valt. Er wordt besloten een groep over te slaan. Bedenk hierbij dat daarmee het probleem niet is opgelost. De leerling blijft (hoog)begaafd, maakt zich leerstof nog steeds vlot eigen en heeft dus ook na versnelling behoefte aan een aangepast aanbod.

Compacten en verrijken.
Willen we ruimte creëren voor verrijkingsopdrachten, dan zal er leerstof geschrapt moeten worden. Zeker ook om de leerling gemotiveerd te houden. Want de hoeveelheid oefenstof is gebaseerd op de behoefte van de gemiddelde leerling. Deze leerling heeft minder oefenstof nodig om zich nieuwe stof eigen te maken. Hierbij kan er nog onderscheid gemaakt worden tussen de begaafde (VWO) leerling en de hoogbegaafde leerling. Voor deze twee groepen kunnen er afspraken gemaakt worden op schoolniveau zodat er leerlijnen opgesteld kunnen worden. Verrijking wordt zo niet langer leerkracht afhankelijk, maar schoolbreed gedragen.

Leerlijn één:
Laat begaafde leerlingen de instructie volgen bij nieuwe elementen in de leerstof van taal en rekenen. Beperk de hoeveelheid oefenstof, met name het herhaald oefenen. Laat deze leerlingen 1 à 2 lessen per week bij taal en rekenen werken aan verrijkingsmateriaal op het gebied van taal en rekenen.

Leerlijn twee:
Geef hoogbegaafde leerlingen een minimum aan instructie en oefenstof bij taal en rekenen. Laat deze leerlingen 3 à 4 keer per week tijdens taal en rekenen werken aan verrijkingsmateriaal dat bij voorkeur een beroep doet op het creatieve denkvermogen.

Scholen zijn nog wel eens huiverig voor het aanbieden van andere leerstof dan die op het gebied van rekenen en taal op de momenten dat dit in het rooster staat. Je kunt je afvragen wat het nut is van nog meer rekenen en taal voor deze kinderen. Leren ze daar echt iets van? Past dit binnen wat het ministerie wil en wat je deze kinderen als school mee wilt geven? Willen we deze kinderen echt de kans geven hun talenten optimaal te ontwikkelen dan draagt een flexibel kijk op het lesrooster daar zeker toe bij. Verrijkingsopdrachten op alleen taal of rekengebied blijven  beperkt en doen slechts deels een beroep op de vaardigheden van de hoogbegaafde leerling.

Het opzetten van een aparte groep voor hoogbegaafde kinderen.
Eén of meerdere momenten in de week samen met andere hoogbegaafde kinderen kunnen werken aan opdrachten, filosoferen, praten over hoe jij de dingen beleeft, heeft zeker meerwaarde. Voor het ontwikkelen van sociale- en gedragsvaardigheden en het ontwikkelen van een gezond zelfbewustzijn is contact met peers (ontwikkelingsgelijken) een belangrijke bron.

Hoogbegaafde kinderen zullen minder makkelijk hun gelijken treffen in een klas. Die mogelijkheid wordt wel gecreëerd als de school deze leerlingen op één of meerdere momenten in de week samen laat komen om te werken, spelen, praten en leren.

Ondersteuning.
Ook hoogbegaafde leerlingen hebben ondersteuning nodig bij het verwerken van de leerstof. Daar waar het bij minder begaafde leerlingen echter gaat om directe instructie, gaat het bij deze leerlingen meer om  een responsieve instructie. Laat de leerling nadenken over leren, nadenken over het proces. Het TASC model kan hierbij een handig hulpmiddel zijn. Laat niet het product, maar het proces centraal staan, dan kan de leerling inzicht krijgen in eigen denken, handelen en leren leren.

Daarnaast zijn er hoogbegaafde leerlingen bij wie het leren op school om diverse redenen helemaal niet zo gemakkelijk gaat. In dat geval is het belangrijk uit te zoeken waardoor de leerling niet laat zien wat je op basis van intelligentie zou mogen verwachten. Het inschakelen van een deskundige op het gebied van hoogbegaafdheid is in dit geval wenselijk. Want ook hier is aandacht voor de hoogbegaafdheid noodzakelijk.