Wat is onderpresteren?
Onderpresteren is langdurig minder presteren dan op grond van je capaciteiten verwacht mag worden. Hierbij kunnen we onderscheid maken tussen twee typen onderpresteerders:

  • Absolute onderpresteerders

Deze leerlingen presteren niet alleen onder het eigen niveau, maar ook onder het groepsgemiddelde.

  • Relatieve onderpresteerders

Deze leerlingen presteren beneden hun eigen capaciteiten, maar wel steeds rond of net boven het groepsgemiddelde.

 

Hoe ontstaat onderpresteren?
Bij het ontstaan van onderpresteren spelen verschillende factoren een rol:

  • Inadequaat leerstofaanbod.
    Wie werk moet doen dat ver beneden zijn werkelijke niveau is, gaat zich vervelen met als gevolg een afnemende concentratie en slordigheidsfouten.
  • Selectieve luisterstrategie.
    Doordat de instructie afgestemd is op de gemiddelde leerling haakt de hoogbegaafde leerling al vrij vlot af en denkt dat hij het al begrijpt. Wanneer er dan toch iets nieuws wordt uitgelegd, is hij er met zijn aandacht al niet meer bij.
  • Algemene houding t.o.v. school.
    Leerlingen die in hun eigen beleving lange tijd achter elkaar negatieve ervaringen opdoen door tegenvallende prestaties, inadequaat leerstofaanbod of door een negatieve relatie tussen zichzelf, de leerkracht of de rest van de groep, zullen na verloop van tijd een aversie tegen school ontwikkelen.
  • Sociale belangen binnen de school.
    Veel hoogbegaafde kinderen ervaren al van kleins af aan dat ze anders zijn dan andere kinderen. De neiging tot aanpassen binnen de groep is groot. Mensen willen bij een groep horen. Het hoogbegaafde kind is daarop geen uitzondering.
  • Sociale belangen buiten de school.
    Er zijn hoogbegaafde leerlingen die een groot aantal activiteiten buiten school ontplooien. Deze activiteiten zijn voor het kind minstens van even groot belang als zijn prestaties op school. Soms kan dit tot gevolg hebben dat het kind de fysieke energie niet op kan brengen ook op school nog uit te blinken.
  • De attitude van de leerkracht.
    Wanneer een leerkracht zich gaat ergeren aan de leerling die het altijd weet en dat ook duidelijk laat merken kan dit schadelijke gevolgen hebben voor de prestaties van de leerling.
  • De relatie tussen ouders en kind.
    Ouders van hoogbegaafde kinderen hebben al snel in de gaten dat ze alert moeten zijn op signalen van verveling bij zoon of dochter. Het kind kan dit als machtsmiddel gaan gebruiken om zich te verzekeren van aandacht.
  • Ouders gaan thuis het gemis aan cognitieve uitdaging op school gaan compenseren. De noodzaak om op school nog te presteren vermindert.

Gevolgen van onderpresteren

  • Werkhoudingsproblemen
    Slechte concentratie, laag werktempo en doelen die te hoog of te laag gesteld worden. In de bovenbouw ziet het kind het nut niet van de ‘zinloze’ opdrachten en maakt ze dus niet.
  • Psychische en fysieke klachten
    De leerling ervaart een gevoel van onbehagen en kan hier zelf niet direct de oorzaak van aanwijzen. Er ontstaat een innerlijke onrust die leidt tot het in meer of mindere mate uit balans zijn. Dit kan zich zowel fysiek als psychisch uiten.
  • Gedragsproblemen.
    Er is een kleine groep leerlingen die gedragsproblemen ontwikkelen waarbij voor anderen storend gedrag vertoond wordt en de leerling een stoorzender is in de groep.

Diagnostiek 
Onderstaande lijst is bedoeld om een beeld te krijgen van het risico op onderpresteren bij een kind. Herken je meer dan vijf punten, ga dan als leerkracht en ouders met elkaar in gesprek om te zien of het gedrag op school en thuis dezelfde tendens vertoont.

Kenmerken op school 

  • Gemiddelde tot hoge intelligentie
  • Wisselende resultaten, binnen vakken en tussen vakken onderling
  • Scoort het beste op ‘inzicht’-stof, niet op ‘stamp’-stof
  • Drukt zich mondeling (veel) beter uit dan schriftelijk
  • Stelt werk tot het laatste moment uit
  • Spant zich in de klas zo min mogelijk in, werkt langzaam
  • Lange-termijn-projecten komen meestal niet van de grond
  •  Levert werk soms niet in
  • Heeft geen interesse voor de nabespreking van ingeleverd werk
  • Blijkt vaak materialen niet op orde te hebben (kapot, vergeten, ‘kwijt’)
  • Weet niet wat er verwacht wordt, mist informatie over opdrachten
  • Goede bedoelingen en voornemens maar weinig resultaat
  • Toont wel belangstelling voor doelen, pleegt geen inspanning om ze te  bereiken
  • Gemakkelijk afgeleid
  • Vermijdt nieuwe taken en uitdaging
  • Vindt alles ‘saai’, moeilijk te motiveren
  • Geeft soms blijk van onrealistisch hoge standaarden/verwachtingen ten opzichte van zichzelf
  • Blijkt op andere momenten een negatief zelfbeeld te hebben (‘ik kan het toch niet’)
  • Hangt de clown uit in de klas
  • Is dromerig en afwezig

Gedrag thuis

  • Vertelt weinig tot niets over school
  • Toont geen trots over schoolprestaties/producten
  • Brengt papieren en boodschappen van school vaak niet over
  • Voorkeur voor passieve tijdspassering (televisie, gamen, hangen)
  • Zoekt naar de kortste weg (kantjes eraf lopen, valsspelen, ‘cheats’)
  • Vertelt niet altijd de (hele) waarheid
  • Heeft moeite met verliezen bij spelletjes en sport
  • Geeft snel anderen de schuld als er iets misgaat
  • Begint veel, maakt weinig af
  • Heeft de neiging zich te verliezen in een obsessieve hobby
  • Maakt een vermoeide/ontmoedigde indruk
  • Geeft snel op, hulpeloos
  • Investeert weinig in een sociaal leven, weinig vrienden
  • Neemt weinig verantwoordelijkheid voor de omgeving (eigen kamer, taken in huis)

Begeleiding van onderpresteerders

  • Bekijk hoe ernstig het is dat de leerling onderpresteert. In alle gevallen geldt, blijven volgen!
  • Onderzoek wat de werkelijke reden van het onderpresteren is
  • Stel het didactisch niveau van de leerling vast
  • Stel een evenwichtig onderwijsaanbod samen
  • Welke leerstrategieën heeft het kind en zijn deze effectief?
  • Positieve extra aandacht van de groepsleerkracht voor de leerling

Soms lukt het niet op school het onderpresteren een halt toe te roepen. Binnen het kind bestaan er dan zoveel belemmeringen om in de schoolsetting nog tot leren te komen dat eerst helder moet zijn wat die belemmeringen zijn en hoe we die kunnen doorbreken. Binnen mijn praktijk bied ik een coachtraject aan voor onderpresteerders. Hierbij is er aandacht voor de belemmerende factoren die ervoor zorgen dat een kind niet tot presteren komt. Niet zelden is ook een verandering in aanpak op school nodig. Contact met school is dan noodzakelijk om het onderpresteren te kunnen stoppen.

Wanneer leerstrategieën een rol spelen is het belangrijk uit te zoeken wat er precies gebeurt. Het analyseren van de situatie voor het bedenken van een plan van aanpak is belangrijk en wordt nog wel eens vergeten. Hierdoor wordt het kind op het ene moment overvraagd en op het andere moment te weinig uitgedaagd. Ik wil het kind begrijpen voor ik aan de slag ga.

 

 

 

 

 

 

Bronnen:

Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs, Drent en Van Gerven, 2002 en www.onderpresteren.nl